Interview met J.W. de Boer
Honig Breethuis
Het leuke is nu dat in het Honig Breethuis, dat daar de verre voorouders van mijn moeder en van wijlen mijn vrouw hebben gewoond. Die voorouders hadden we gemeenschappelijk, en die hebben daar dus gewoond. Dat waren Cornelis Honig en Aagje Breet. Daar hebben wij ook een dochter naar vernoemd, naar Aagje Breet. Dat was mijn eh… ik geloof dat ik drie keer bet, bet bet moet zeggen en dan overgrootmoeder. Ja, je hebt twee ouders, vier grootouders, acht overgrootouders en ga zo maar door. Dus dan zit je al zover weg in de tijd, en dan heb je zo’n grote reeks voorouders. Mijn moeder heette Honig en mijn schoonmoeder ook. Het is dezelfde familie en dat raakt elkaar daar, maar dat is dus heel ver weg.
Wij, Evert, Job en ik, kwamen met z’n drieën bij elkaar om die bedreiging die er toen in de Gortershoek was om die trachten te voorkomen. En er kwamen al heel gauw ook anderen bij, onder anderen Jo Groesbeek die archivaris van de Provincie Noord-Holland was, en die de oudste zoon was van Groesbeek de apotheker.
Toen hebben we dus dat comité opgericht en kwamen we steeds bij elkaar en was het idee: we moeten er een beschermde buurt van zien te maken. En dat is tenslotte de Zaanse Schans geworden.
Daarvoor zijn we op audiëntie geweest bij de minister, dat was toen toevallig In ’t Veld die hier burgemeester was geweest. Dus dat kwam heel leuk uit en hij stond er sympathiek tegenover.
Jan Trouw was hoofd van de Afdeling Stadsontwikkeling van Amsterdam en die kende weer een van de mensen die bij ons zat en hij heeft ons op weg geholpen. Dus bijvoorbeeld hoe je dat bij de overheid aanhangig moest maken. Hij was ook een man van stadsbescherming en hij was er reuze enthousiast over en dus wilde hij ons daar graag mee helpen. Dus bijvoorbeeld met kaarten, tekeningen en met voorstellen naar de minister, en hoe we dat moesten aanpakken.